
Europees industriebeleid: “Er is concrete actie nodig”
Na het wegvallen van gasleveringen uit Rusland is fossiele energie in Europa duur. Het bedrijfsleven en huishoudens zitten daardoor met torenhoge energierekeningen. Voor de energie-intensieve industrie biedt de overgang naar duurzame energiebronnen een nieuw perspectief, maar netcongestie, achterblijvende investeringen rond groene waterstof en het slechte investeringsklimaat maken de toekomst onzeker. Zorgt de Europese Clean Industrial Deal voor een omslag? Energie-expert Noé van Hulst: “2025 zou weleens het jaar van de ommekeer kunnen worden.”
In de geopolitieke machtsstrijd tussen de Verenigde Staten en China dreigt Europa te marginaliseren. De VS zetten onder Trump vol in op olie en gas, terwijl China domineert met technologie en grondstoffen voor de energietransitie. De vraag rijst of Europa in staat is zijn ambitieuze klimaatbeleid uit te voeren en tegelijkertijd zijn industrie te behouden, de welvaart op peil te houden en zijn strategische autonomie te waarborgen? “Ja”, zegt energie-expert Noé van Hulst, die veel beleidservaring heeft opgedaan, onder meer als directeur generaal Energie op het ministerie van Economische Zaken en directeur strategie bij het Internationaal Energie Agentschap in Parijs. “Maar dan moet de mismatch tussen Europees beleid en de nationale uitvoering wel aangepakt worden.”
Waar komt die mismatch vandaan?
“We zitten in een hele moeilijke situatie in Europa op dit moment. We hebben gigantisch ambitieuze klimaatdoelen gesteld, maar we blijven enorm achter in termen van concrete uitvoering en investeringen in grote projecten. Europa loopt duidelijk achter op Azië, met name China. Zonnepanelen, elektrische auto’s, batterijen en warmtepompen worden in China gemaakt, steeds vaker ook de elektrolysers. Als Europa een duurzame energievoorziening wil inrichten op basis van duurzame elektriciteit en groene waterstof, dan moeten we een manier zien te vinden om daar zelf een krachtige industrie voor te ontwikkelen.
Van groene waterstof wordt soms gezegd dat het een hype is. Het beste bewijs dat dat niet zo is, is het feit dat China snel vooruitgang boekt met groene waterstof. China geeft zich niet over aan hypes. En dat is ook logisch, want naast elektrificatie is waterstof nodig voor toepassingen waar geen ander alternatief voor is: zwaar transport, chemie en industrieën als staal en cement. Europa heeft de ambitie en de plannen, maar investeringsbeslissingen worden nauwelijks genomen. In 2024 was het iets beter dan in 2023, maar we lopen ver achter. Dat is buitengewoon zorgelijk.”
Wat is er precies zorgelijk?
“Het risico bestaat dat de industrie niet overleeft in Europa. Vanwege de hoge energieprijs wordt industriële productie verplaatst naar landen buiten Europa. Op dit moment is er de-industrialisatie gaande. De vraag is wat er überhaupt overblijft. Er zijn twee grote problemen. Het eerste is de hoge energieprijs in Europa. Dat is echt een handicap. Er is lange tijd een beperkt prijsverschil geweest met Azië en de VS. Dat heeft de Europese industrie met een hogere efficiency nog redelijk kunnen compenseren. Maar op dit moment is het verschil in energieprijzen zo groot, dat de industrie in Europa niet meer concurrerend is met Azië en de VS.
Maar er is niet alleen een prijsprobleem. Er is ook een volumeprobleem. Als je de industrie toekomstbestendig wil maken en de productieprocessen wil decarboniseren, dan is dat lastig via elektrificatie, want je loopt vast in netcongestie. De daarnaast benodigde verduurzamingsroute via groene of blauwe waterstof is ook moeilijk, want de volumes zijn er niet. De binnenlandse productie van waterstof komt veel te traag op gang. En van import is ook nog geen sprake. Als er geen reëel uitzicht is op verduurzaming van de industrie, dan blijven investeringen uit. Als dat zo doorzet, dan krijg je de slow agony waar Mario Draghi het over heeft in zijn rapport over Europa.”
Maar de nieuwe Europese Commissie onder leiding van Ursula Von der Leyen heeft het Draghi-rapport omarmd toch?
“Klopt, en dat is van cruciaal en existentieel belang. Want als de trend van de-industrialisatie niet radicaal wordt omgedraaid, dan is het te laat. Ik ben super bezorgd. Dan kunnen we over 10 jaar misschien juichen dat we de CO2-doelstellingen hebben gehaald, maar dat is dan dankzij het vertrek van de industrie. De uitstoot vindt dan buiten Europa plaats. Voor klimaatverandering hebben we dan niks gedaan. Dat is pure verarming voor Europa. De-industrialisatie zal economische neergang betekenen.Het gaat niet met één klap, het gaat sluipenderwijs, zoals Draghi zegt.
Het goede nieuws is dat Von der Leyen de urgentie van het Draghi rapport volledig onderschrijft. En ik heb sterke signalen dat ook de topambtenaren in Brussel snappen wat er op het spel staat. De Clean Industrial Deal, die eind februari wordt gepresenteerd, zal de vertaling zijn van het Draghi rapport naar Europees beleid.”
Hoe gaat dat beleid er uit zien?
“Dat kun je al een beetje uittekenen. De Europese Commissie wil een industrie die niet meer afhankelijk is van dure fossiele brandstoffen. Daarvoor moet de industrie decarboniseren. Daarmee kan Europa economische kracht en strategische autonomie terugkrijgen. Voor de energietransitie hebben we een stevige maakindustrie nodig. Er is op grote schaal behoefte aan zaken als batterijen, elektrolysers en warmtepompen. Die maakindustrie helpt weer om de staalindustrie, de chemie en een groot deel van de raffinaderijen overeind te houden.
Ik verwacht krachtig en duurzaam industriebeleid uit Europa. Met een duidelijke versimpeling van de regelgeving. In de jungle van programma’s en sub-programma's kan op dit moment geen mens meer de weg vinden. Het duurt nu eindeloos om vergunningen te krijgen en om uitzonderingen te krijgen voor de staatssteunregels. Dat moet anders en veel beter. Ik hoop dat er één loket komt voor subsidies en alles wat nodig is om projecten te laten slagen, zoals het advies luidt in het rapport van Enrico Letta.”
Maar beleid is papier, hoe zit het met de uitvoering?
“Dat is inderdaad de grote vraag. Hoe gaan de lidstaten erop reageren? Gaan de Europese landen de Clean Industrial Deal snel omarmen en uitvoeren? Gaan we in Nederland begrijpen hoe belangrijk dit is? Als het plan wordt afgezwakt en vertraagd, dan verliezen we ongelofelijk veel kostbare tijd, terwijl de rest van de wereld doorgaat. Dan zet de de-industrialisatie door en komt er van de Europese strategische autonomie geen snars terecht. Ik wil er niet negatief over zijn, maar ik maak me er grote zorgen over.
De ernst van de situatie is in Duitsland en Frankrijk dieper doorgedrongen dan in Nederland. In Duitsland zijn massa-ontslagen in de auto-industrie het gesprek van de dag. In Frankrijk praat iedereen over de noodzaak van reindustrialisatie. In Nederland hebben we een discussie over nettarieven. Er wordt gezegd dat we dat goed in kaart moeten brengen, dat de situatie ernstig is, et cetera, et cetera. Maar concrete actie? Daar zien we nog niet zoveel van.”
Hoe krijgen we dan toch die uitvoering van de grond?
“Om te beginnen moet het besef indalen wat het belang van de industrie is. Er zijn veel mensen die hun schouders ophalen over het vertrek van de industrie. Dat zijn vaak dezelfde mensen die vinden dat we te afhankelijk zijn van landen met bedenkelijke regimes. Maar je kunt niet de industrie laten vertrekken én je onafhankelijkheid bewaren. Het is van tweeën één. Als je geen industrie hebt, als je zelf niks meer maakt, wordt het trouwens steeds moeilijker om te importeren, want waar haal je dan het geld vandaan om warmtepompen te kopen in China?
In Brussel is industriebeleid gelukkig volledig terug. Maar we hebben wel te maken met een financiële wereld die niet veel meer van Europa verwacht. Europa staat in de investeringswereld steeds meer te boek als openluchtmuseum. De industriële fabrieken in Nederland en Europa zijn onderdeel van mondiale concerns en worden bestuurd vanuit hoofdsteden in de VS, Azië en het Midden-Oosten. Die lui zijn op dit moment ronduit negatief over Europa. Dat sentiment moet worden gekeerd. In Nederland ontbreekt de realiteitszin daarover. Dat moet echt terugkomen.”
Dat wekt weinig vertrouwen…
“Toch kan het nog slagen. Als het Brussel eind februari lukt om overtuigend en helder beleid te formuleren, en als het lukt om serieus te dereguleren en te innoveren, dan zou 2025 weleens het jaar van de ommekeer kunnen worden. Het jaar waarin we het verkeerde sentiment - waardoor we in de het slow agony moeras dreigen weg te zakken - achter ons kunnen laten. Stel dat we ook in Nederland gaan zien hoe noodzakelijk de Clean Industrial Deal is. Stel dat we de schouders eronder zetten, in Nederland en in Europa. We hebben met de covid-pandemie laten zien dat we ook snel kunnen schakelen en adequaat beleid kunnen voeren. Zo’n zelfde soort crisis respons hebben we nu ook nodig. Alles moet gericht zijn op decarbonisatie, herstel van concurrentievermogen en strategische autonomie. Er is concrete actie nodig. Als investeerders zo’n mood change oppikken, en zien dat Europa serieus werk maakt van zijn groene industriepolitiek, dan gaan ze ook weer investeren.
Als die ommekeer er komt, schept dat een nieuw perspectief. Dan zou Nederland ook zijn nek moeten uitsteken. We zijn soms te risicomijdend. Dan wachten we eindeloos op toestemming van Brussel, terwijl we ook voor de muziek uit kunnen lopen. Nederland kan zeggen: we gaan de maatwerkafspraken met de industrie in de geest van de Clean Industrial Deal gieten. We gaan ervan uit dat Brussel akkoord gaat. Laten we gebruikmaken van het momentum eind februari. Dan zend je het signaal uit naar hoofdkantoren in de hele wereld. Nederland begrijpt dat er nieuw beleid nodig is en maakt afspraken met de industrie. Natuurlijk moet dat allemaal uitonderhandeld worden. De bedrijven zullen zelf het grootste deel moeten financieren, maar de overheid moet wel het initiatief nemen en de juiste voorwaarden creëren.”
Hoe snel kunnen we dan resultaten boeken?
“Het gaat tijd kosten. Er moeten compleet nieuwe waardeketens worden opgebouwd. Kijk naar het Duitse initiatief H2Global, waar Nederland zich bij heeft aangesloten. Door middel van tenders - aanbestedingen - wordt geprobeerd om groene waterstof te contracteren voor import naar Europa. Vraag en aanbod moeten tegelijk ontwikkeld worden, net als de infrastructuur. Business cases moeten kloppen. Er moet op veel fronten aan getrokken worden. Dat kost tijd. Het is een complexe opgave. Energietransitie, klimaatbeleid en industriepolitiek zijn helemaal in elkaar over gaan lopen.”
Hoe houden we het dan behapbaar?
“Door het generieke beleid flexibel toe te passen. We zitten te veel vast in sjablonen. Als het gaat om beleid denken we vaak aan grote en simpele maatregelen. Maar de praktijk is vaak weerbarstig. Oplossingen moeten aansluiten bij lokale mogelijkheden en omstandigheden. Dat verschilt per sector en per regio. Daar moet je in de uitvoering van beleid rekening mee houden, maar daar weet Den Haag zich vaak geen raad mee. Dat moet veranderen. We moeten open staan voor flexibele oplossingen.”
Kun je een voorbeeld geven?
“Afgelopen jaar werd me gevraagd advies te geven aan de organisatie achter het project ‘Stad aardgasvrij’ op het Zuid-Hollands eiland Goeree-Overflakkee. Al in 2017 besloot een ongelofelijk enthousiaste en gemotiveerde groep inwoners uit Stad aan ‘t Haringvliet om collectief over te stappen van aardgas naar groene waterstof.
Er was een enorm lokaal draagvlak voor dit project. Maar het project was te complex. De uitvoering kwam niet van de grond. Men wilde de volledige warmtebehoefte met groene waterstof invullen. Het project had een looptijd van 15 jaar. Niemand tekent op dit moment een contract om 15 jaar groene waterstof te leveren. De commerciële onzekerheden zijn simpelweg te groot. Het was economisch niet rond te rekenen.
Ik heb geadviseerd het project op te knippen in fases van telkens 5 jaar, dat is overzichtelijker. Daarnaast heb ik ze aangeraden om te kiezen voor een gemengde oplossing. Kies voor een hybride warmtepomp op waterstof, zodat je de basisbehoefte kunt invullen met elektriciteit. Waterstof is een additionele optie. Met een eenmalige subsidie is het project nu van de grond te trekken.
Deze casus heeft me geleerd dat je een lokaal initiatief moet faciliteren in plaats van in beleidsregels moet proberen te dwingen. Lokaal draagvlak is een unieke kans om progressie te boeken met de transitie. Verstrek subsidie, en laat mensen zelf uitzoeken wat voor hun de beste oplossing is.”
Wat zeg je tegen critici die met de waterstofladder in de hand zeggen dat de gebouwde omgeving geen efficiënte toepassing is voor groene waterstof?
“Die mensen hebben gelijk. Ik begrijp de logica, in eerste instantie kijk je naar andere oplossingen. De waterstofladder is een bruikbaar beginpunt, maar je moet er niet rigide mee omgaan. Voor nieuwbouwhuizen is het simpel, die moet je all electric uitvoeren. Behalve als dat vanwege netcongestie niet kan. Je ziet het ook in de rapporten van het Planbureau voor de Leefomgeving. Warmtenetten zijn ook een optie om woningen te verduurzamen, maar ook groene gassen en waterstof kunnen goede opties zijn.
Kijk daarom wijk voor wijk wat de mogelijkheden zijn en wat financieel haalbaar is. Er is niet één simpele oplossing. Voor hoeveel woningen in Nederland waterstof een oplossing is? Geen idee, maar in Stad aan het Haringvliet heb ik geconcludeerd dat waterstof onderdeel kan zijn van de oplossing.”
Wordt het zo geen lappendeken van oplossingen?
“Misschien wel, maar er zullen samenwerkingen ontstaan waardoor je integratie van systemen krijgt. Op Goeree-Overflakkee kan bijvoorbeeld veel groene stroom worden opgewekt. Er is een plan om bestaande windparken te herontwikkelen. Het overschot aan elektriciteit kan worden omgezet in groene waterstof. Dan produceer je meteen veel meer dan Stad aan ‘t Haringvliet nodig heeft. Dat gaat alleen werken als je ook andere toepassingen vindt die de waterstof kunnen gebruiken. Die zijn er lokaal in de landbouw, visserij en de kleine industrie. Zo kunnen kleine lokale initiatieven opschalen tot grotere duurzame energiesystemen.
Het nieuwe Europese beleid moet nationale overheden de ruimte geven om dit soort ontwikkelingen te faciliteren en te stimuleren. De praktijk is weerbarstig en verschilt per regio. Je kunt niet alles van bovenaf bepalen. Generiek beleid moet lokaal ruimte geven.”